Toen we hoorden dat er een nieuwe zelfplukboerderij in de Meersen kwam, waren we er als de kippen bij. Ik wist nog niet dat er ook echt kippen zouden komen. Schaapjes. Bijtjes. En varkens, heel binnenkort. Joehoe, varkens!
Al ben ik geen echt groentje als het op tuinieren aankomt, toch stond ik er van te kijken hoe een weide op zo’n korte tijd kan veranderen in een gigantische groentenwinkel. Als ik op mijn fiets spring lijkt het wel alsof ik naar het beloofde land rijd, zeker in de zomer nu de oogst nog groter lijkt dan mijn plukvreugde.
Verse, zelfgeplukte erwtjes: dat eet ik niet ieder jaar. Dat is de prijs van het stadsleven, dacht ik altijd. Nu moet ik tien minuten fietsen om echt op de boerenbuiten te zijn, ik had het niet kunnen dromen.
Vaak kom ik op mijn eentje naar het veld, maar meestal gaan de kinderen mee. De speeltuin in de buurt heeft heel wat aan charme verloren: nergens in Gentbrugge kan je je zo gezellig vuilmaken als bij Oogstgoed. Dochter wil bioloog worden en onderzoekt ieder insect dat haar pad kruist, zoon twijfelt nog tussen ridder en boer. Ronny mag zich bij iedere ontmoeting verwachten aan een reeks vragen over hoe de traktor werkt.
Oogstgoed heeft al voor heel wat “eerste keren’ gezorgd: uien planten, met blote voeten de geoogste rogge omkeren, zelf een bloemkool afsnijden, op een traktor zitten (zoon)… En zelfgeoogste groenten smaken beter, zeker bij de kinderen. Dochter was ooit een hele moeilijke eter. Rode biet en warmoes zijn nu geen probleem meer. Op weg naar huis is meestal al een komkommer op, of wat er voorhanden is. Misschien gaat het enthousiasme nog wel eens tanen, maar het houdt nu toch al enkele maanden aan (al gaan we nog niet meteen warmoes invriezen om de winter door te komen).
Ik voel me verwend dat ik al dat lekkers mag oogsten en dat ik ‘mag’ komen werken – wat een contrast toch met het echte boerenleven dat geen rekening houdt met weer en wind.
- Lien